WISa16
Bieden van
CONTEXT
De leerlingen kunnen alle hoofd-bewerkingen uitvoeren met natuurlijke getallen. Dit hebben ze geleerd in de lagere school. De contexten die vasthangen aan gehele getallen zijn gemakkelijk te vinden, maar let op dat je het daardoor niet moeilijker maakt.
​
BESCHIKBAAR MATERIAAL:
Context: Waar komt dit voor in het echte leven?
Hoofdbewerkingen met gehele getallen:​
-
groepen vormen in de sportles. (vb. 4 jongens vormen samen een groepje met 9 meisjes, maar uiteindelijk beslissen 3 meisjes om van groep te veranderen)
​
Hoofdbewerkingen van rationale getallen:
-
Bedragen optellen (snoepjes, kleren, ...)
-
Lengtes van voertuigen en aanhangwagens.
-
Stukken van pizza's gelijk verdelen.
-
Estafetteloop (vb. iedere loper moet 1/4 van de afstand lopen)
-
Recepten
​
Tip:
Verwerk dit in je aanbreng van de thorie. Als instap kan dit ook heel leuk zijn.
Sjabloon: uitgewerkt voorbeeld
Geef de leerlingen context over de manier waarop de oefeningen werken.​
​
Geef hen duidelijke voorbeelden.
Tip:
Doe dit telkens met hetzelfde getal en al dan niet een wisselend toestandsteken.
Dus met -2 en 2.
​
Download:
Sjabloon uitgewerkt voorbeeld.
Uitlokken van
INTERACTIE
Laat leerlingen vooral samenwerken bij het oplossen van oefeningen. Wanneer ze dan een vraag hebben, kunnen ze elkaar om uitleg vragen. Aangezien het een nieuwe manier van denken is, kan een medeleerling het misschien beter uitleggen dan jij als leerkracht. Het is belangrijk dat je tijdens het aanbrengen van de theorie heel veel vragen stelt.
​
BESCHIKBAAR MATERIAAL:
Actieve werkvorm: De slimste mens
Deze klassieker kan hier heel erg leuk toegepast worden.
​
Zorg dat de leerlingen ingedeeld worden in 4 teams.
​
Vooraan de klas staan er 4 stoelen. Dit is net zoals in de slimste mens. (Worden de groepen te groot, plaats meer stoelen vooraan.)
​
De leerlingen zitten samen per team. Per vraag krijgen ze een paar minuten tijd om na te denken.
​
Per vraag/ronde kiest de leerkacht een willekeurig persoon die op de stoel vooraan komt zitten om een antwoord te geven.
Dit zorgt ervoor dat iedereen binnen de groep moet begrijpen waarover het gaat.
Oefeningen: leerkracht 2.0
Tijdens het maken van de oefeningen, vraag je de leerlingen om aan te geven wanneer ze aan een bepaalde oefening zijn gekomen.
​
OF
​
Leerlingen die heel snel werken.
​
Doel
Zet hen in als 2/3/4/5 de leerkracht. Laat hen rondlopen en andere leerlingen helpen.
​
Hou wel in de gaten dat ze niet zomaar het antwoord geven.
Voorzien van
TAALSTEUN
Zorg dat je hier let op het correct taalgebruik. Denk aan: negatief getal, positief getal, toestandsteken, bewerkingsteken,teller, noemer, ... ​
​
BESCHIKBAAR MATERIAAL:
Sjabloon : Brede woordenlijst
Kern- , ondersteunende- en verbindingswoorden.
Welke woorden komen vaak terug in de oefeningen? Welke woorden geven instructies?
​
Download:
Sjabloon brede woordenlijst.
Taalfeedback: Waar let ik op?
Er zijn een heel aantal zaken waarop je kan letten op vlak van taalgebruik bij de leerling.
​
Toepassen
Duid bij voorbeeldoefeningen leerlingen aan om uitleg te geven over de stappen. Let dan op het correct gebruik van wiskundetaal.
​
Voorbeeld:
" 3/4 = drievierde of drie op vier. Er zijn veel leerlingen die de fout maken en zeggen: 3/4 = 3 tot de 4de. Dit is dus fout.
Spreek leerlingen iedere keer aan op taalfouten.
​
Download:
Begeleidingsdocument.