top of page

WISa35

De leerlingen bepalen punten in het vlak door middel van coördinaten.

WISa36

De leerlingen gebruiken letters als onbekenden, als variabelen en voor veralgemeningen.

WISa37

De leerlingen bepalen de getalwaarde van een algebraïsche uitdrukking.

WISa38

De leerlingen stellen formules op die de regelmaat in eenvoudige patronen en schema’s beschrijven.

WISa39

De leerlingen rekenen met lettervormen: optellen en vermenigvuldigen van één-, twee- of drietermen.

WISa40

De leerlingen lossen vergelijkingen van de eerste graad op met één onbekende in de verzameling van de rationale getallen.

WISa41

De leerlingen leggen het verband tussen enerzijds recht- en omgekeerd evenredige grootheden en anderzijds hun voorstellingswijzen onder de vorm van een tabel, grafiek en formule.

WISa42

De leerlingen bepalen de evenredigheidsfactor bij recht evenredige grootheden, onder andere schaal en constante snelheid.

bottom of page